Overgang van onderneming
De uitzonderingsbepaling voor zeeschepen in de richtlijn 2001/23/EG inzake overgang van ondernemingen is in de richtlijn zeevarenden geschrapt (artikel 5). Hiervoor in de plaats is een bepaling opgenomen die inhoudt dat de overgang van een zeeschip als onderdeel van de overgang van een onderneming (in de zin van de richtlijn) onder de werkingssfeer van de richtlijn is gebracht. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de overgang van een rederij met de bijbehorende zeeschepen. Het kan daarbij ook gaan om een vestiging of een onderdeel van een onderneming of vestiging. Daarbij geldt als voorwaarde dat de verkrijger onder de territoriale werkingssfeer van het Verdrag betreffende de Europese Unie valt of dat de overgegane onderneming onder die werkingssfeer daarvan blijft. De richtlijn is niet van toepassing wanneer de overgang uitsluitend een of meer zeeschepen betreft.
Artikel 5 van de richtlijn is geïmplementeerd in afdeling 8 van titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (rechten van de werknemer bij overgang van een onderneming) in plaats van de bepaling die zeeschepen uitzondert van deze regeling. Dit betekent dat wanneer een onderneming, bijvoorbeeld een rederij met zeeschepen, verkocht wordt, dit een overgang van onderneming is wanneer voldaan is aan de in de artikelen 7:662, lid 2, en 7:666a BW gestelde vereisten. Het moet gaan om een overgang, ten gevolge van een overeenkomst, een fusie of een splitsing van een economische eenheid die haar identiteit behoudt. Een economische eenheid is een geheel van georganiseerde middelen, bestemd tot het ten uitvoer brengen van een al dan niet hoofdzakelijk economische activiteit (artikel 7:662, lid 2, BW). Daarbij geldt tevens als voorwaarde dat de verkrijger binnen het territoir van de EU is gevestigd of dat de overgegane onderneming binnen dat territoir blijft. Het gevolg is dat door de overgang de rechten en verplichtingen van zowel werknemers van de rederij aan wal als van zeevarenden op zeeschepen van de rederij van rechtswege overgaan op de verkrijger. Betreft het een overgang van uitsluitend een of meer zeeschepen dan geldt afdeling 8 niet voor de zeevarenden die op het zeeschip arbeid verrichten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de verkoop van één of meer zeeschepen. Dit is een gebruikelijke praktijk in de sector. Wanneer deze schepen onderdeel zijn van de over te dragen activa van een onderneming dan kan de regeling van toepassing zijn. Er moet dan ook aan de gestelde vereisten voor de overgang van onderneming worden voldaan. De definitie die in het Burgerlijk Wetboek wordt gehanteerd voor zeeschepen omvat ook zeevissersschepen. Dit betekent dat de regeling ook van toepassing is op zeeschepen in de zeevisserij.
Indien in de onderneming geen ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging is ingesteld dient de werkgever zijn werknemers die betrokken zijn bij een overgang van onderneming van een aantal zaken op de hoogte te stellen. Het gaat dan om tijdige kennisgeving over het voorgenomen besluit tot overgang, de voorgenomen datum van overgang, de reden van overgang, de juridische, economische, en sociale gevolgen van de overgang voor de werknemers en de ten aanzien van de werknemers overwogen maatregelen. Deze informatieplicht rust zowel op de vervreemder als de verkrijger. Beiden dienen hun eigen werknemers te informeren. Ook de werknemers die betrokken zijn bij de overgang, maar niet mee overgaan, moeten worden geïnformeerd. Ook pensioentoezeggingen gaan in beginsel over op de verkrijger. Een uitzondering betreft de situatie dat de verkrijger verplicht is deel te nemen aan een bedrijfstakpensioenfonds. In dat geval zullen de werknemers aangemeld moeten worden bij dat bedrijfstakpensioenfonds. Aanmelding bij een andere pensioenuitvoerder en informatieverstrekking over de andere pensioenregeling is noodzakelijk indien de werkgever ervoor kiest met de nieuwe werknemers dezelfde pensioenovereenkomst te sluiten als hij heeft met zijn oude werknemers. De informatieverstrekking over de inhoud van de andere pensioenregeling gebeurt door de pensioenuitvoerder.
Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dat uit het beginsel van goed werkgeverschap voortvloeit dat een werkgever zijn werknemers volledig moet informeren over de gevolgen van de overgang van een onderneming, los van de verplichting die daartoe geldt op grond van de wettelijke regeling die hiertoe strekt.