Iemand komt in gewetensnood als hij door (werk)omstandigheden gedwongen wordt om dingen te doen of te laten, te zeggen of te verzwijgen, die niet overeenstemmen met zijn normen en waarden. De ontstane gewetensnood leidt ertoe dat hij bezwaar zal maken tegen de gewenste werkwijze. Een werknemer kan ernstige gewetensbezwaren aandragen om bepaalde werkzaamheden niet uit te willen voeren. Van verwijtbaarheid aan de kant van de werknemer hoeft daarbij geen sprake te zijn. Denk daarbij aan het klassieke voorbeeld van de ambtenaar van de burgerlijke stand die weigerde homostellen te huwen. Andere voorbeelden zijn een verpleegkundige die niet wil assisteren bij vormen van euthanasie of een verzorgende, die vanuit haar geloofsovertuiging geen mannen wil wassen. Als een werknemer niet wil werken vanwege ernstige gewetensbezwaren mag de werkgever alleen het dienstverband eindigen als in alle redelijkheid van de werkgever niet verwacht mag worden om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter oordeelt over een dergelijk verzoek van de werkgever.