De mogelijkheid voor de overheid om privaatrechtelijke rechtspersonen op te richten of daarin deel te nemen, vloeit voort uit het algemene rechtspersonenrecht. Gebruik door de overheid van privaatrechtelijke rechtspersonen is niet van vandaag of gisteren, en zo lang als dit gebruik bestaat, is er kritiek op. Met name in de jaren 80 was de ‘overheidsstichting’ in opkomst. Vele overheden dachten met bijvoorbeeld de oprichting van een B3-instelling of een BV de uitbestede taak te hebben ‘geprivatiseerd’.
Het oprichten van of deelnemen in privaatrechtelijke organisaties is voor de Rijksoverheid geregeld in artikel 34 van de Comptabiliteitswet. Voor de provincie staat de procedure beschreven in artikel 158 van de Provinciewet. Ten slotte is de gemeente gebonden aan artikel 160 van de Gemeentewet. Private instanties die een publieke taak op zich nemen verschuiven niet automatisch van het particuliere domein naar het publieke. Dit geldt ook wanneer de overheid een private organisatie opricht of hierin deelneemt. Deze organisaties vallen niet automatisch onder publiekrechtelijke normen. Toch zijn er wel constructies bedacht waardoor werknemers van dergelijke organisaties wel min of meer ‘als ambtenaar’ werden behandeld.
Tot 2006 was het mogelijk om organisaties onder meer te ‘privatiseren’ onder toepassing van artikel B3 van de ABP-wet. Werknemers werden ambtenaar in de zin van de pensioenwet. Aangezien er meestal wel enige invloed (in geld of gezag) van de overheid was, werd veelal de arbeidsvoorwaardenregeling van Rijk, Gemeente, Provincie gevolgd. Heel dikwijls is gebleken en blijkt nog steeds dat de zorgvuldigheid van de organisatieverandering bij ‘de toenmalige privatisering’ door gebrek aan voldoende kennis bij de overheid een halfslachtige privatisering is geweest.
Meer weten over dit onderwerp?
Lees hier meer nieuwsartikelen uit het ‘B3 dossier’:
Lees meer informatie over ‘B3-instellingen’ in onze kennisbank: